Jos de Mul on Mon, 8 Nov 1999 16:39:49 +0100 (CET) |
[Date Prev] [Date Next] [Thread Prev] [Thread Next] [Date Index] [Thread Index]
nettime-nl: De lege staat |
Meer artikelen en recensies van Jos de Mul zijn te raadplegen via zijn
homepage: www.eur.nl/fw/hyper/home.html
POSTMODERNE BESTUURSKUNDE
De Tilburgse hoogleraar Paul Frissen is een flamboyante verschijning
in de doorgaans nogal grijze wereld van de vaderlandse bestuurskunde. Zijn
boeken maken even felle als tegengestelde emoties los. Waar zijn vorige
boek, De virtuele staat, door sommigen werd geprezen als een bijzonder
originele en inspirerende analyse van de postmodernisering van de Nederlandse
samenleving, daar spraken anderen hun afschuw uit over inhoud en stijl.
Frissens collega Hoogerwerf gewaagde in zijn recensie zelfs te spreken
van een verwerpelijk boek en een dieptepunt in de geschiedenis van de Nederlandse
bestuurskunde. Het onlangs gepubliceerde vervolg, De lege staat, heeft
opnieuw bijzonder tegestrijdige reacties opgeroepen. Terwijl Felix Rottenberg
het boek in Het Parool een vlijmscherpe diagnose noemde van de verkalkte
politieke en bestuurlijke instituties in ons land, kwalificeerde Gerry
van der List het in Elsevier als weerzinwekkende prietpraat van een nihilistische
goeroe. Dat het boek zulke felle commentaren oproept, heeft ongetwijfeld
te maken met de radicale inzet van de auteur. Frissen neemt niet zozeer
een positie in binnen het bestaande politieke bestel en de bestaande wetenschappelijke
orde, maar stelt deze instituties als zodanig ter discussie. Hij lijkt
daarmee op een voetballer die tijdens een wedstrijd een discussie met de
andere spelers begint over de zin van de spelregels. Het gevaar met een
blauw oog buiten het veld te belanden, is dan natuurlijk groot.
Niet alleen de inhoud van het boek is ondermijnend, ook de vorm is
dat. Het onderscheidt zich niet alleen door het grote formaat en de nadrukkelijke
vormgeving van de gebruikelijke wetenschappelijke studie, maar vooral door
het feit dat het geen doorlopend betoog bevat, maar bestaat uit een collectie
van vierenvijftig fragmenten. Deze zijn in het eerste deel van het boek
losjes geordend in achttien ‘clips’ en zes ‘domeinen’, die door de lezer
in willekeurige volgorde kunnen worden gelezen. In dat opzicht doet de
vorm denken aan een hypertekst zoals het World Wide Web. Doordat het boek
geen lineaire opbouw kent, nodigt het de lezer uit al ‘surfend’ zijn eigen
tekst samen te stellen. Bij wijze van voorbeeld heeft de auteur de vierenvijftig
fragmenten in het tweede deel nogmaals laten afdrukken, maar nu door hem
geordend in negen ‘routes’. De hypertekstvorm is niet willekeurig, maar
weerspiegelt en verheldert de inhoud van het boek (zoals omgekeerd de inhoud
de vorm weerspiegelt en verheldert). Een van de vele rode draden in het
boek is dat de klassieke hiërarchische staat, die vanuit een politiek
machtcentrum wordt bestuurd, aan het verdwijnen is. De postmoderne samenleving
kent niet langer het primaat van de politiek, maar is een horizontaal netwerk
van flexibele krachten. De publieke besluitvorming is het onbeheersbare
en toevallige resultaat van voortdurende stroperige onderhandelingen. In
die zin krijgt de Nederlandse samenleving volgens Frissen dezelfde anarchistische
en onvoorspelbare trekken als het Internet: het is een systeem zonder centrum,
plan, doel en intentie.
Waar anderen deze ontwikkeling betreuren en het primaat van de politiek
trachten te herstellen, daar juicht Frissen deze postmodernisering juist
toe. Waar het moderne bestuur gebaseerd is op de fictie van de maakbaarheid
van de samenleving en op basis van de pretentie de waarheid in pacht te
hebben, specifieke normen en waarden oplegt aan de burger, daar erkent
het postmoderne bestuur de verscheidenheid van normen, taalspelen en betekenissen
en beperkt het zich nadrukkelijk tot het op aangename wijze vormgeven van
de maatschappelijke processen en het inrichten van een systeem van ‘checks
and balances’. In het verlengde daarvan pleit Frissen met een knipoog naar
Musils roman Der Mann ohne Eigenschaften voor politici zonder opvattingen.
“De staat moet een lege staat worden, juist vanwege de monopolies van geweld
en belastingheffing. Voortgaande horizontale democratisering vormt een
betere beteugeling van de risico’s van die monopolies dan de of vruchteloze,
of gevaarlijke pogingen tot morele fundering ervan”. Volgens Frissen is
de lege staat overigens geenszins een nouveauté: Nederland was in
het tijdperk van de religieuze verzuiling volgens hem altijd al een postmoderne
staat.
Frissens postmodernisme heeft ook consequenties voor de sociale wetenschappen.
Ook deze moeten af van het geloof dat er slechts één waarheid
is die op basis van aan natuurwetenschappen ontleende methoden zou kunnen
worden gevonden. Op basis van Feyerabend anarchistische wetenschapsadagium
‘Anything goes’ pleit Frissen ervoor duizend methodologische bloemen te
laten bloeien. Beschrijven, meten, interpreteren, reflecteren, autobiografie
bedrijven en literair verbeelden, alles is toegestaan zolang het maar inspirerende
verhalen oplevert en niet leidt tot ‘gereformeerde tobberigheid’. Dàt
verwijt kan Frissen zelf in ieder geval niet worden gemaakt. Vrolijk zapt
hij van het ene onderwerp naar het andere: van het primaat van de politiek
naar de schilderijen van Francis Bacon, van Nietzsche naar Nirvana
en van de informatietechnologie naar het wezen van de sauce hollandaise.
De lectuur van Frissens nieuwe boek was voor mij een gemengde ervaring.
Zijn interpretatie van de ontwikkelingen die zich in onze samenleving voordoen
zijn net als in zijn vorige boek vrijwel steeds ter zake doende. Zijn anarchistische
gang door de instituties opent bovendien vaak verrassende perspectieven
op versleten zaken en gedachten en zet voortdurend aan tot denken. Hij
voldoet daarmee ruimschoots aan zijn eigen criterium dat goede wetenschap
vooral inspirerend moet zijn. Het is daarbij, net als in het geval van
een filosoof als Nietzsche, minder van belang of je het met hem eens bent
of niet. Frissens recalcitrante observaties, ironische bespiegelingen en
al of niet gespeelde ijdeltuiterij vind ik daarenboven vaak bijzonder amusant.
Maar dat is natuurlijk een kwestie van smaak. Frissen nihilistisch noemen,
zoals sommige van zijn critici doen, is echter onzinnig, tenzij je het
bestaande politieke bestel en wetenschappelijk bedrijf heilig verklaart
en iedere discussie over de normatieve grondslagen daarvan verontwaardigd
afwijst.
Mijn waardering voor het boek neemt niet weg dat ik het tegelijkertijd
in een aantal opzichten teleurstellend vond. Inhoudelijk voegt Frissens
nieuwe boek niet heel veel toe aan wat hij eerder in De virtuele staat
betoogde. Als zodanig toont het de keerzijde van het hedonisme dat de auteur
voorstaat: een zekere intellectuele gemakzuchtigheid. De vermenging van
het theoretische betoog met andere genres is weliswaar een nieuw element,
maar niet echt geslaagd te noemen. Waar de biografische notities zinvol
zijn, omdat ze tonen dat theorieën niet in het luchtledige ontstaan,
maar altijd wortelen in een specifieke, grotendeels toevallige levenspraktijk
(in Frissens geval ‘het rijke katholieke Zuiden’), voegen de beschrijvingen
van schilderijen en videoclips mijns inziens weinig toe aan het boek. Een
postmodern experiment in ‘multimediaal denken’ zou zeker een boeiend resultaat
kunnen opleveren, maar dan moet men wel gebruik maken van de grafische
mogelijkheden van elektronische multimedia. Een zelfde bezwaar geldt het
halfslachtige gebruik van hypertekst. Het had meer voor de hand gelegen
het weefsel van teksten als een echte hypertekst op CD-rom of beter nog
op het Internet te publiceren. Frissens romantische voorkeur voor het boek
lijkt mij een symptoom te zijn van een omgekeerd ‘horseless carriage syndrome’.
Terwijl nieuwe media in hun beginjaren vaak oudere media nabootsen (denk
aan de radio als draadloze telegraaf), probeert Frissen tevergeefs de mogelijkheden
van de elektronische media in een boek te simuleren. In dit opzicht treft
hem hetzelfde verwijt als hij de gevestigde politiek maakt: te denken dat
instituties uit de tijd van de stoommachine volstaan om de uitdagingen
van het heden adequaat tegemoet te treden.
Jos de Mul
P.H.A. Frissen: De lege staat
Nieuwezijds; 320 pagina’s; f 75,-
ISBN: 90 5712 061 5