Jos de Mul on Sun, 31 May 1998 15:27:58 +0200 (MET DST)


[Date Prev] [Date Next] [Thread Prev] [Thread Next] [Date Index] [Thread Index]

nettime-nl: Transhumanisme 1/2


Beste Nettime-nl lezers,

Op verzoek van het Humanistisch Verbond schrijf ik momenteel een artikel
voor een bundel over het humanisme in de 21ste eeuw. Als onderwerp heb ik
gekozen de uitdaging die het transhumanisme betekent voor het humanisme. Wat
volgt is een concept-versie van het artikel. Ik nodig Nettime-nl lezers
graag uit hun commentaren naar mij te sturen. 

Hartelijke groet

Jos de Mul

p.s. In deze e-mailzending ontbreken de (ca. 50 literatuurverwijzingen) uit
de Word-versie. Wie de voorkeur geeft aan de versie met voetnoten, zend ik
op verzoek graag het complete artikel als Word- of WP-bestand.

Conceptversie 1.0
TRANSHUMANISME (1/2)
De convergentie van  evolutie, humanisme en informatietechnologie

Jos de Mul


Het humanisme (…) is niets anders dan het vertrouwen, dat de geestelijke
krachten, die nodig zijn om het leven tot zijn hoogste mogelijkheden te
brengen, gewekt worden door de omgang met mensen in heden en verleden, die
over die 
krachten beschikken.

H.J. Pos


Het humanistische gedachtegoed heeft zich in de afgelopen eeuwen
uitgekristalliseerd via een groot aantal confrontaties en interacties met
andere stromingen. Zoals Harry Kunneman terecht heeft opgemerkt zijn de
humanisten daarbij in het verleden veelal in het offensief geweest: "Als
vertegenwoordigers van een universele mensvisie trokken zij ten strijde
tegen traditionalisme en religieus dogmatisme, in naam van waarden als
redelijkheid, gelijkwaardigheid, medemenselijkheid en onbelemmerde
zelfontplooiing. In die strijd wisten zij de geschiedenis aan hun zijde, de
geschiedenis van de westerse beschaving en daarmee ook de geschiedenis van
de mensheid, vanaf het stralende begin van de ware humanitas in de antieke
cultuur tot en met het uitzicht  op 'welvaart en welvaren voor allen' dat
door industrialisering, modernisering en verwetenschappelijking geboden
werd. Het positieve zelfbeeld van het twintigste-eeuwse humanisme wordt ten
diepste door zijn zelfbewuste moderniteit gestempeld, door het trotse besef
ten opzichte van religie en traditie de positieve, toekomstgerichte kracht
te vertegenwoordigen".  Volgens Kunneman lijken de rollen aan het einde van
de twintigste  eeuw omgedraaid. In het bijzonder in de confrontatie tussen
humanisme en postmodernisme zijn het de humanisten die in de verdediging
worden gedrongen. De humanisten, niet gewend vanuit een defensieve positie
te argumenteren, gaan deze confrontatie vaak uit de weg door het
postmodernisme gemakzuchtig af te doen als 'ongebreideld relativisme' of
'onvervalst nihilisme'. Volgens Kunneman is dat een weinig vruchtbare
strategie, niet alleen omdat het postmodernisme behartigenswaardige kritiek
zou hebben geuit op de nauw met het moderne humanisme verstrengelde
technisch-wetenschappelijke rationaliteit en het vertrouwen in de
maakbaarheid en beheersbaarheid van de wereld, maar vooral ook omdat de
postmoderne kritiek wordt gedragen door waarden die in de humanistische
traditie een centrale plaats innemen, zoals zelfontplooiing, levenskunst en
radicale zelfkritiek. In Kunnemans visie is het postmodernisme een
geradicaliseerde vorm van humanisme, die het humanisme in staat stelt
humanistische noties als individualiteit, autonomie en gemeenschappelijkheid
opnieuw en radicaler te denken (76).  
Hoewel Kunneman in zijn artikel de postmoderne kritiek op het denken in
hiërarchisch gewaardeerde opposities  - hij noemt als voorbeelden hoog-laag,
blank-zwart, modern-traditioneel, man-vrouw, autochtoon-allochtoon,
rijk-arm, waar-onwaar - onderschrijft, maakt hij in zijn poging humanisme en
postmodernisme te verzoenen zelf op een opvallende wijze gebruik van deze
denkfiguur. Zowel ten aanzien van het humanisme als ten aanzien van het
postmodernisme onderscheidt hij namelijk een goede en een slechte variant.
Zo plaatst hij tegenover het slechte, met technische rationaliteit en
beheersingsdenken verbonden humanisme uit de negentiende en twintigste eeuw
het goede, onder andere door Montaigne vertegenwoordigde humanisme uit de
zestiende eeuw, dat in het teken staat van lichamelijkheid, contextualiteit
en openheid (68). En ten aanzien van het postmodernisme onderscheidt
Kunneman het goede, door humanistische waarden geïnspireerde postmodernisme
van Lyotard en consorten van het slechte postmodernisme, dat samenvalt met
"de hedendaagse, door en door moderne, laat-kapitalistische
consumptiecultuur", die wordt gekenmerkt door "de nieuwe dominantie van het
beeld boven de tekst, van de videoclip boven de roman, van de databank boven
het archiefkaartje, van het netwerk boven de briefwisseling en de
globalisering en flexibilisering van industriële en postindustriële
productieprocessen" en "het ontstaan van wereldomspannende amusements- en
informatienetwerken met steeds snellere omlooptijden" (67). 
Hoewel ik niet zou willen ontkennen dat er interessante overeenkomsten
bestaan tussen het zestiende-eeuwse humanisme en bepaalde motieven in het
postmoderne denken, en bovendien onderschrijf dat deze motieven relevant
zijn voor de zelfreflectie en zelfkritiek van het huidige humanisme , ben ik
van mening dat Kunneman door de door hem gehanteerde dichotomieën geen recht
doet aan het complexe en ambivalente karakter van de (post)moderne cultuur.
Het karikaturale beeld dat hij van het 'slechte' (want hypermoderne)
postmodernisme schetst, voert hem zonder noemenswaardige argumentatie tot de
conclusie dat deze vorm van postmodernisme "nog veel nihilistischer blijkt
te zijn en veel bedreigender voor centrale humanistische ideeën zoals de
rationaliteit en de autonomie van het subject, dan de principiële kritiek
die postmoderne filosofen op die ideeën naar voren brengen" (67). Kunneman
vervalt daarmee in dezelfde gemakzuchtige afwijzing van onwelgevallige
kritiek die hij zijn medehumanisten verwijt, en hij ontneemt zichzelf en
zijn lezers daardoor de mogelijkheid een serieuze confrontatie aan te gaan
met de mijns inziens niet minder radicale kritiek die vanuit dit 'slechte'
postmodernisme op het humanisme wordt geuit.
Deze confrontatie is alleen daarom al van het grootste belang voor het
humanisme, omdat de door Kunneman met het 'slechte' postmodernisme verbonden
kapitalistische informatiemaatschappij zich razendsnel en op mondiale schaal
aan het ontwikkelen is tot het dominante maatschappijtype.  Humanisten
zullen hoe dan ook een positie moeten innemen tegenover deze ontwikkeling.
Wat deze confrontatie nog dringender maakt, is dat ook deze hypermodernen
claimen dat zij bij uitstek de dragers zijn van het humanistische
gedachtegoed. In hun visie heeft de door Kunneman verfoeide "verstrengeling
van humaniteit en technische rationaliteit" (70) juist in belangrijke mate
bijgedragen aan de realisatie van humanistische idealen als "redelijkheid,
gelijkwaardigheid, medemenselijkheid en onbelemmerde zelfontplooiing" (65).
De genoemde confrontatie met het 'slechte' (hypermoderne) postmodernisme is
ten slotte van levensbelang voor het huma(nism)e, omdat de hypermodernen
juist aan het humanistische ideaal van onbelemmerde zelfontplooiing hun
motivatie ontlenen om de mens en zijn beperkingen te boven te komen.
Het is niet mijn bedoeling in dit artikel de hiërarchische oppositie tussen
het 'goede' (anti-moderne) en 'slechte' (hypermoderne) postmodernisme
opnieuw om te draaien en tegenover Kunneman een pleidooi te houden voor het
laatste. Het gaat er mij veeleer om de door Kunneman veronachtzaamde zijde
van de confrontatie tussen humanisme en postmodernisme en de daaruit
voortvloeiende vragen te belichten. Ik zal dat doen door een bespreking van
het gedachtegoed van het transhumanisme, een beweging die het hypermoderne
programma van het 'slechte' postmodernisme het meest expliciet en radicaal
uitdraagt. Na een introductie van het programma van deze beweging, die zich
toespitst op het werk van Hans Moravec (§1), zal ik vanuit een
evolutionistisch-technologisch perspectief betogen dat het door de
transhumanisten gepropagandeerde toekomstscenario niet zonder plausibiliteit
is (§2). Ten slotte zal ik enkele van de radicale normatieve vragen die het
transhumanistische programma aan het humanisme voorlegt, aan de orde stellen
(§3).
 1 Transhumanisme

Der Mensch ist Etwas, das überwunden werden soll. Was habt ihr gethan, ihn
zu überwinden?

Friedrich Nietzsche


Het begrip 'transhumanisme' is net als 'humanisme' een verzamelnaam voor een
cluster van denkbeelden en meer of minder georganiseerde bewegingen.  Hoewel
het begrip al vanaf het eind van de jaren veertig opduikt bij schrijvers en
wetenschappers als Aldous Huxley, Abraham Maslow en Robert Ettinger  is de
beweging vooral geïnspireerd door FM-2030 (pseudoniem voor F.M. Esfandiary),
die de filosofie van het transhumanisme heeft uitgewerkt in zijn trilogie
Up-wingers, Telespheres en Optimism One (1970) en heeft samengevat in Are
You a Transhuman?(1989).  De colleges die Esfandiary aan het eind van de
jaren  zeventig verzorgde aan de UCLA (Berkeley) brachten een groep
gelijkgestemde geesten bij elkaar, die sinds 1988 het Extroy Magzine
uitgeven,  en die zich in 1991 onder leiding van Max More hebben verenigd in
het World Extropy Institute, dat o.a. nieuwbrieven uitgeeft, conferenties
organiseert en een drukbezochte Website op het Internet onderhoudt.  Ook in
Europa hebben de transhumanisten zich georganiseerd, in Zweden bijvoorbeeld
rondom de website van Anders Sandberg.  In ons taalgebied zijn de
transhumanisten eveneens actief. In België treffen we veel
transhumanistische thema's aan in de onderzoeksgroep Principia Cybernetica
aan de Vrije Universiteit Brussel, die onder leiding staat van Johan
Heylighen , terwijl in Nederland in 1997 Transcedo: de Nederlandse
Transhumanisten Vereniging werd opgericht. In 1998 kwam met de oprichting
van de World Transhumanist Association een overkoepelend orgaan tot stand,
dat o.a. de uitgave verzorgt van de elektronische Journal of Transhumanism.
Op dit moment is de beweging nog vrij klein. Wereldwijd hebben de
verenigingen naar schatting niet veel meer dan enkele duizenden leden, die
vooral afkomstig zijn uit de hoek van de natuurwetenschapppen  en de
informatietechnologie. Bekende sympathisanten zijn onder andere de
robotspecialist Hans Moravec (Carnagy Mellon University), kunstmatige
intelligentie onderzoeker Marvin Minsky (Massachusetts Institute of
Technology), en Erik Drexler, een van de grondleggers van de
nanotechnologie, een techniek om stoffen op moleculair niveau te synthetiseren.
Hoewel de verschillende groepen niet op alle punten overeenstemmen (de
Amerikaanse extropisten hebben over het algemeen een wat libertijnser en
marktgerichter karakter dan de Europese transhumanisten), is er toch een
vrij stabiele kern van gedachten aan te wijzen. Het persbericht dat de
oprichters van Transcedo ter gelegenheid van de oprichting van deze
vereniging de wereld instuurden, geeft een kernachtige samenvatting van de
uitgangspunten en het programma van de beweging: "Transhumanisme is (zoals
de term al suggereert) een soort humanisme-plus. Transhumanisten denken zich
te kunnen verbeteren op sociaal, fysiek en mentaal gebied, door gebruik te
maken van rede, wetenschap en techniek. Daarnaast zijn respect voor de
rechten van het individu en het geloof in de kracht van menselijke
inventiviteit een belangrijk onderdeel van het Transhumanisme. Ook wijzen
Transhumanisten het geloof in het bestaan van bovennatuurlijke krachten die
ons sturen af. Dit alles samen vormt de kern van onze filosofie. De
kritische en rationele benadering die transhumanisten voorstaan, staat in
dienst van de wil om de mens en de mensheid te verbeteren in al zijn
facetten".  
De beweging lijkt in grote lijnen de antropologische en ontologische
postulaten van het moderne humanisme te delen, zoals die in Nederland door
Van Praag zijn beschreven in zijn Grondslagen van humanisme. Ook de
transhumanisten gaan uit van de  natuurlijkheid, verbondenheid, gelijkheid,
vrijheid en redelijkheid van de mens, en ook door hen wordt de wereld
ervaarbaar, bestaand, volledig, toevallig en dynamisch gedacht.  De
transhumanisten delen met de humanisten de opvatting dat de mens deel
uitmaakt van de natuur en als alle levende wezens onderworpen is aan de
krachten van de natuur. Ze onderschrijven dat mensen voor hun ontplooiing op
elkaar aangewezen zijn, gelijk zijn, en vrij in de zin dat zij een
voortdurend praktische keuzevrijheid bezitten. Ook wordt benadrukt dat de
mens redelijk is en als zodanig verantwoording kan en behoort af te leggen
tegenover zichzelf en anderen. In de lijn van het humanisme in de
Engelstalige wereld is het rationaliteitsideaal van de transhumanisten wel
sterker dan het continentale humanisme georiënteerd op de
natuurwetenschappen techniek en in samenhang. Hun wereldbeeld is daarom vaak
meer reductionistisch en over het algemeen staan zij ronduit afwijzend
tegenover de religie.   Ten aanzien van de wereld gaan de transhumanisten er
met de humanisten vanuit dat de wereld is wat zij is en niet verwijst naar
een transcendente werkelijkheid. Ook onderstrepen zij de toevalligheid en
dynamiek van de werkelijkheid in de zin dat deze niet het gevolg is van een
vooropgesteld (al of niet goddelijk) plan, maar van niet aflatende
contingente wordingsprocessen.
Er is echter ook een belangrijk verschil. Het 'plus' van het transhumanisme
is vooral gelegen in radicale wijze waarop ze het humanistische principe van
menselijke ontplooiing invullen: "Transhumanisten onderscheiden zich van
'gewone' humanisten doordat ze grenzen zoals de biologische leeftijdsgrens
(nu ongeveer 80 jaar) niet klakke-loos accepteren als 'natuurlijk'
en-dus-goed. Ze zien vele mogelijkheden tot verbetering van de lengte en
kwaliteit van het leven van alle mensen als we onze verstandelijke en
technische mogelijkheden ten volle benutten. Transhumanisten zien
technologische vooruitgang niet als iets bedreigends, maar juist als een
manier om de wereld leefbaarder te maken, en om grenzen te verleggen. Ze
denken bijvoorbeeld bij genetische manipulatie niet direct aan
verschrikkelijk misvormde wezens, maar aan therapieën die erfelijke ziektes
kunnen genezen, en die later mensen niet alleen gezonder, maar eventueel ook
mooier en slimmer kunnen maken".  
	Behalve op biotechnologieën zoals genetische manipulatie en klonen richten
de transhumanisten hun hoop op de eerder genoemde nanotechnologie, met
behulp waarmee microscopisch kleine machines zouden kunnen worden gemaakt,
die via de bloedbanen overal in het lichaam hun heilzaam werkzaamheden
zouden kunnen verrichten, en op mens-machine integratie, bijvoorbeeld door
de implantatie van kunstmatige gewrichten, organen en zintuigen, of door de
constructie van (neurale en elektronische) interfaces tussen hersenen en
computer. En transhumanisten die bang zijn te zullen sterven voordat deze
wondere wereld realiteit zal zijn, hebben hun hoop gezet op cryogene
suspensie. Gesterkt door de succesvolle toepassing van deze techniek op
bavianen laten transhumanisten (al naar gelang hun financiële draagkracht)
de hersenen of het gehele lichaam direct na overlijden bij zeer lage
temperaturen conserveren in de hoop dat de geest in de toekomst opnieuw
opnieuw tot leven zal worden gewekt. 

Een van de meest radicale verwoordingen van dit transhumanistische programma
biedt Hans Moravec' boek Mind Children: The Future of Robot and Human
Intelligence uit 1988. De mens in volgens  Moravec, in weerwil van de
intellectuele grandeur die hij temidden  van de andere dieren bezit, een
uiterst gebrekkig wezen. Ons lichaam raakt  gemakkelijk beschadigd door
uiteenlopende oorzaken als ongevallen, giftige stoffen, straling of een
onevenwichtig dieet. En ook wanneer het lichaam optimaal functioneert zijn
de prestaties van onze ledematen, zintuigen en hersenen niet erg
indrukwekkend. In vergelijking met veel andere dieren kunnen we niet erg
hard lopen, is onze lichaamskracht uiterst beperkt en  raken we snel
uitgeput. Ter compensatie is de mens van oudsher aangewezen op werktuigen en
machines. En onze geestelijke vermogens zijn al evenzeer aangewezen op
externe hulpmiddelen zoals het schrift en computers om de beperkingen in
geheugen en denkkracht te ondervangen. Bovendien verouderen we snel en is
onze gemiddelde levensduur van rond de tachtig jaar weliswaar langer dan die
van alle andere primaten, maar desondanks, en zeker in het licht van ons
historisch besef, bijzonder beperkt. En ofschoon de gemiddelde levensduur in
sommige delen van de wereld in de loop van de geschiedenis bijna is
verviervoudigd van twintig naar tachtig jaar, lijkt de maximale levensduur
onveranderd honderdtwintig jaar te zijn gebleven. Hoewel we door het
implanteren van kunstmatige lichaamsdelen defecte onderdelen van ons lichaam
kunnen vervangen en door genetische manipulatie onze weerstand tegen een
aantal ziekten zouden kunnen vergroten, zouden daarmee volgens Moravec de
aan biologisch materiaal inherente beperkingen niet werkelijk overwonnen worden.
De oplossing die Moravec in Mind Children voorstelt is het 'downloaden' van
de menselijke geest in een kunstmatig lichaam dat de beperkingen van het
organische lichaam niet bezit. Moravec stelt zich daarbij een procedure voor
waarbij een hersenchirurgierobot die uitgerust is met miljarden nanoscopisch
kleine elektrische en chemische sensoren laag voor laag de hersenen scant en
vervolgens een computersimulatie maakt van alle fysische en chemische
processen in het breinweefsel.  Dit computerprogramma wordt vervolgens
gekopieerd naar het mechanische 'brein' van de robot. Moravec vooronderstelt
daarbij dat de geest een (bij)produkt is van de materie (dat zich voordoet
zodra een bepaalde complexiteit wordt bereikt), en dat de identiteit van de
geest niet is gelegen in de stof waarvan het brein is gemaakt, maar in de
structuur en de processen die zich daar afspelen. Een aanwijzing voor deze
'pattern-identity' zien Moravec in het feit dat in de loop van een
mensenleven alle atomen in ons lichaam worden vervangen, maar de structuur,
en daarmee de geest, behouden blijft. 
De zojuist beschreven transmigratie van de menselijke geest maakt de mens
volgens Moravec potentieel onsterfelijk. Door het maken van 'back-ups' van
de geest, kan namelijk voorkomen worden dat met het verongelukken van ons
kunstmatige lichaam ons bewustzijn wordt uitgedoofd. Omdat het aantal
aardbewoners hierdoor natuurlijk nog veel sterker zou toenemen dan nu reeds
het geval is, zal het noodzakelijk worden het leven op andere planeten voort
te zetten. Dat zal echter geen probleem zijn, omdat onze niet-organische
lichamen beter geschikt zullen zijn aan de leefomstandigheden op andere
planeten dan organische lichamen en we bovendien onze geest razendsnel
zullen kunnen verplaatsen via (draadloze) computernetwerken en op de plaats
van bestemming 'downloaden' in een ander lichaam. Ook zouden we meerdere
kopieën van onszelf kunnen maken. Maar net als in het geval van biologische
klonen zouden deze al snel een afzonderlijke levensgeschiedenis krijgen en
daarmee geleidelijk tot andere personen uitgroeien. 
Hoe radicaal het 'downloaden' van de menselijke geest ook lijkt te zijn,
volgens Moravec zal het nog maar een eerste stap zijn in een fundamentele
transformatie van het menselijk leven. Het kunstmatige lichaam en de daarin
gesimuleerde geest zouden immers nog steeds veel van de beperkingen kennen
van het menselijk lichaam en de menselijke geest. Daarom zal het voor de
hand liggen lichaam en geest te 'upgraden', bijvoorbeeld door de verbetering
van de zintuigen (zo zou men bijvoorbeeld het oog kunnen uitrusten met
zoomlenzen of geschikt kunnen maken voor het waarnemen van infrarood licht)
of door de snelheid en de geheugencapaciteit van de hersenen te vergroten.
En ongetwijfeld zal er ook een markt zijn voor het implementeren van extra
taalmodules of naslagwerken op uiteenlopende vakgebieden. In de door
kunstmatige intelligenties bevolkte virtuele werelden die door de
computernetwerken worden ontsloten, zullen we volgens Moravec op een bepaald
moment wellicht zelfs geneigd zijn ons materiële lichaam geheel achter ons
te laten en er voor te kiezen met uitsluitend een lichaamssimulatie of als
louter geest (in de machine ) voort te leven. Ook zou het volgens Moravec
mogelijk zijn geesten geheel of gedeeltelijk te combineren, waarbij de
combinaties niet beperkt zouden hoeven te blijven tot de menselijke soort.
We  zouden ook de ervaringen, vaardigheden en motivaties van andere soorten
kunnen toevoegen aan onze geest.  
	Ergens in de loop van deze transformatie zullen we zonder twijfel ophouden
menselijk te zijn. Maar dat is juist wat de transhumanisten uiteindelijk
voor ogen staat: de schepping van een posthumane levensvorm. In die zin
streeft het transhumanisme niet alleen voorbij het humanisme, maar ook
voorbij het humane. "Onze speculaties", zo schrijft Morvec, "eindigen in een
supercivilisatie, de synthese van al het leven in ons sterrenstelsel, dat
zich, gevoed door de zon voortdurend verbetert en uitbreidt, en steeds meer
niet-leven omzet in geest. Misschien expanderen elders in het heelal
soortgelijke bellen. Wat gebeurt er als we die ontmoeten? Wellicht een
fusie, die slechts een vertaalschema tussen beide geheugenrepresentaties zou
vereisen. Een dergelijk proces, dat misschien nu wel reeds ergens aan de
gang is, zou het gehele universum omvormen tot één grote denkende entiteit,
een voorproefje van nog grotere dingen".  	
	De denkbeelden van de transhumanisten lijken op het eerste gezicht een hoog
science fiction gehalte te bezitten. Vooral het werk van Moravec maakt  soms
de indruk een hypermodernistische orgie van maakbaarheids- en
beheersingsfantasieën te zijn. En misschien ligggen de wortels nog wel
dieper en hebben we hier te maken met een geseculariseerde, maar daarom niet
minder onrealistische versie van de oude religieuze hoop op
onsterfelijkheid, en een projectie van de voorheen aan de goden
toegeschreven alomtegenwoordigheid, almacht en alwetendheid in de mens.  Een
en ander maakt het verleidelijk het transhumanisme niet al te serieus te
nemen. Maar hoewel het transhumanisme inderdaad een curieus mengsel is van
science  en fiction zou zo'n houding niet verstandig zijn. Veel van de
technologieën waarop de transhumanisten hun hoop hebben gevestigd zijn
immers al realiteit (genetische manipulatie, klonen, het implanteren van
pacemakers en van kunstmatige gewrichten, hartkleppen, insulinepompen en
elektronische zintuigen), ten minste op onderdelen succesvol gebleken
(kunstmatig intelligente schaakprogramma's) of op zijn minst met succes in
laboratoriumsetting beproefd (koppeling van en informatieoverdracht tussen
zenuwcellen en elektronisch processors, het nanotechnologisch herschikken
van atomen, succesvolle cryogene suspensie van bavianen), De evolutionair
bioloog Gregory S. Paul en de kunstmatig intelligentie expert Earl. D. Cox
voorspellen in hun boek Beyond Humanity: CyberEvolution and Future Minds
(1996) dat, wanneer wetenschap en techniek zich in hetzelfde tempo blijven
ontwikkelen, een belangrijk deel van het transhumanistische programma nog in
de eerste helft van de eenentwintigste eeuw  zal kunnen worden gerealiseerd.  
En zelfs wanneer bepaalde transhumanistische vooronderstellingen
(bijvoorbeeld met betrekking tot de 'pattern identity' van de geest) geheel
of gedeeltelijk onjuist zouden zijn of de voorspellingen sterk overtrokken
(zoals de voorspellingen op het gebied van de kunstmatige intelligentie en
robotica uit de jaren vijftig en zestig jaren dat waren), is het zaak het
transhumanistische programma serieus te nemen. In zijn compromisloze
radicaliteit expliceert dit programma een tendens die kenmerkend is voor de
ontwikkeling van menselijke cultuur en die zijn grond lijkt te hebben in de
daaraan ten grondslag liggende evolutie van het leven. 


=-=-=-=-=-=-=-=--=-=-=--=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=
Prof.dr J. de Mul
Department of Philosophy / Erasmus Universiteit Rotterdam / P.O.B. 1738
NL-3000 DR Rotterdam (Netherlands) 
Oostmaaslaan 950-952 / Rotterdam
VOX: +31-10-408 8998/8965    FAX: +31-10-212 04 48
private tel/fax: +31-24-3584657
e-mail:   j.demul@fwb.eur.nl
website:   http://www.eur.nl/fw/hyper/home.html
=-=-=-=-=-=-=-=--=-=-=--=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=


--
* Verspreid via nettime-nl. Commercieel gebruik niet toegestaan zonder
* toestemming. <nettime-nl> is een gesloten en gemodereerde mailinglist
* over net-kritiek. Meer info: list@dds.nl met 'info nettime-nl' in de
* tekst v/d email. Archief: http://www.factory.org/nettime-nl. Contact:
* nettime-nl-owner@dds.nl. Int. editie: http://www.desk.nl/~nettime.