Esther Polak on Fri, 21 Aug 2009 08:19:01 +0200 (CEST)


[Date Prev] [Date Next] [Thread Prev] [Thread Next] [Date Index] [Thread Index]

[Nettime-nl] Foodprint bij STROOM: Hoe stads kun je blijven in de stad?


Foodprint bij STROOM

Hoe stads kun je blijven in de stad?

statement:
STROOM doet een poging de stad en haar voedselproductie dichter bij elkaar te brengen, maar gaat in zijn goedbedoelde poging hiertoe ook heel erg met de rug naar het platteland staan. Gevolg: die kloof wordt op bepaalde fronten alleen maar groter. Maar is dat erg?


Afgelopen zondag ben ik nog net naar de Foodprint tentoonstelling geweest bij STROOM in Den Haag. Het onderwerp en de benadering lijken dicht bij mijn eigen werk te staan. Ik vind het dus belangrijk mij tot het initiatief te verhouden.

Wat is Foodprint eigenlijk? Er worden een tentoonstelling met verschillende activiteiten gecombineerd en ook zijn er events en projecten in de stad. Ik begrijp uit de communicatie dat het initiatief van STROOM vooral de relatie tussen de stad en de productie van voedsel wil versterken. Als belangrijkst middel om dit doel te bereiken lijkt STROOM vooral het concept van de stads- landbouw te omarmen. De activiteiten in het kader van Foodprint lijken dan ook vooral te onderzoeken of deze twee uitgangspunten: -de stedeling moet meer contact krijgen met voedsel productie, en –stads- landbouw is het meest primaire middel om dit te bereiken, valide zijn en overtuigen. Dat dit de komende jaren sowieso de agenda zal zijn van dit instituut, dat zich richt op de betekenis van openbare ruimte als artistiek domein, wordt in ieder gaval behoorlijk overtuigend gebracht.

Ik ben dus alleen naar de tentoonstelling geweest, en probeerde via de website en verslagen van anderen een indruk te krijgen van de overige activiteiten. Hier is de nu volgende analyse dus op gebaseerd.

De tentoonstelling is geen traditionele kunst tentoonstelling: het is primair een historische studie die met veel tekst en gereproduceerde (kunst) historische beelden op grote panelen uiteengezet wordt. De panelen vormen een solide tijdslijn met jaartallen, waarbinnen een mix van aan voedselproductie gerelateerde historische feiten, economische feiten en kunst historische beelden de gangbare geschiedenis her-schrijft, en nu als één die bepaald wordt door onze relatie met voedsel. Hier geen veldslagen, politieke verdragen of onlusten, maar een helder overzicht van welke kunst er gemaakt werd in het jaar dat het conservenblik of de trekker werden uitgevonden en vergelijkbare combinaties. De historie is grotendeels op Europa en de VS gericht en de benadering is suggestief maar speels. STROOM maakt er geen geheim van waar zijn sympathie ligt: bij een kritische benadering van de industrialisatie, vervreemding van mens tot voedsel bron en bij de verschillende sociale projecten waar voedsel productie (weer) in de stad plaats vindt. Nergens wordt dit echter expliciet gemaakt of daadwerkelijk beargumenteert. Het leggen van verbanden en het trekken van conclusies wordt daarmee aan de bezoeker over gelaten. Dit lijkt een oordelings-vrijheid te geven, maar in werkelijkheid werkt het ook licht demagogisch: je wordt stilzwijgend verondersteld ook aan de “goede kant” te staan. Maar dat maakt het óók gezellig. Wat mij in dit kader wel opviel was dat in dit overzicht de hippie- achtige commune bewegingen waarbij stedelingen de stad verlaten en zelf “boer” worden ontbraken. En natuurlijk miste ik ook het prachtige boek “Let us Now Praise Famous Men” of de andere foto’s die gemaakt zijn in de tijden van New Deal.[1] (Maar later zou deze omissie meer op zijn plaats vallen).

Ik vond het dan ook erg jammer dat ik deze tijdslijn /studie niet als boekje kon kopen, of als .pdf van de website kan downloaden. Maar later heb ik begrepen dat dit wel kon, en dat ik het over het hoofd heb gezien, en STROOM stuurt mij een exemplaar op. Het is goed om dit openbaar beschikbaar te hebben want het vormt een solide bron voor citaten en inspiratie, en zou op die manier ook een meer blijvende invloed kunnen hebben. De impliciete mannier waarop het statement wordt gemaakt heeft ook wat meer tijd nodig om zijn werk te doen dan eenmalig bekijken (althans bij mij) . Ik merk dat ik het moeilijk vind de prikkelende verbanden als voorbeeld nu te re- produceren.

Naast de panelen is een aantal meest hedendaagse kunstwerken geplaatst. Sommige zijn speciaal gemaakt in het kader van Foodprint, andere zijn door de curator(en) er bij gekozen. De meest opvallende zijn de experimenten met tomaten van Driesen-Verstappen en de in het kader van Foodprint verder uitgewerkte voorstel “City-Pig” van architecten buroo MVRVD en natuurlijk het werk Foodmaster van Atelier Van Lieshout. Daarnaast is een indrukwekende verzameling boeken bijeengebracht die op de tentoonstelling maar ook bij STROOM zelf ter inzage liggen. De catalogus van deze “bibliotheek” wel via de website beschikbaar gesteld.

Wat in mijn opinie schitterde door afwezigheid was enige oprechte interesse in het huidige platteland. Geen van de voorbeeldige kunstwerken was conceptueel de stad uitgelopen, was daar gaan kijken waar ons voedsel nu werkelijk geproduceerd wordt: op het platteland door professionele boeren. Er kwam op de hele tentoonstelling geen boer aan het woord, niet direct, niet indirect. Ik weet niet of dit een punt van kritiek is, of gewoon een verbaasde constatering. Evengoed zou je er bewondering voor kunnen hebben dat STROOM in zijn benadering van het onderwerp zich zó scherp weet te focussen.

Het concept van stads-landbouw in zijn geheel roept bij mij trouwens die ambivalentie op. Natuurlijk is het een geweldig vooruitzicht: fruitbomen in de straten, volkstuintjes overal, schoolkinderen en boekwinkels met zelfgekweekte tomaten, een webcam met beelden van de sla die op het dak bij de overburen groeit! En dan dat geweldige navrante ontwerp voor pig-city als showstopper!

Maar ondertussen dreigen alle creativiteit, vreemde mix van (bedrijfs) schaal, streven naar autonomie, innovatieve overlevings- strategieen, onverwachte samenwerkingsverbanden en de unieke beleving van ruimte die je op het platteland kunt vinden stelselmatig over het hoofd gezien, genegeerd of gewoon niet in het gezichtsveld van de makers opgekomen. Okee, er doet een varkenshoudster mee aan de blog. Okee, de uitvinding van bepaalde tractoren is onderdeel van het historische overzicht... maar dat zijn dan ook de zeer weinige professionele boeren die in de buurt van Foodprint (mogen) komen. De suppoost die bij de tentoonstelling aanwezig was moest het ook be- amen: Nederlandse boeren waren er eigenlijk niet komen kijken en zij kon zich hun komst ook niet goed voorstellen. Maar waarom stáát er eigenlijk geen versie van Foodprint op de komende AgroVak?

De reële landbouw, de reële voedselproductie vind immers vooralsnog plaats op het platteland. Het is niet het meest gemakkelijke veld om je (artistiek) toe te verhouden, om naar te kijken, om contact te hebben. Onze perceptie van het platteland is vaak gebaseerd op een dichotomie tussen economisch profijtelijke grootschalige industriële landbouw en economisch dubieuze kleinschalige (traditionele of juist hip-organic) meer duurzame landbouw.

Het is best moeilijk het platteland te benaderen op een manier die aan deze dichotomie voorbijgaat. Maar het kan wel. Op dit moment ben ik bijvoorbeeld een zeer inspirerend studie aan het lezen van Jan Douwe van der Ploeg, “The New Peasantries” dat is gebaseerd op vele jaren veldwerk en dat een nieuwe opening geeft om naar het platteland en de dynamiek van meer kleinschalige landbouw te kijken. Dit geeft voor mij dan ook weer nieuwe openingen om naar het platteland als fascinerende plek van professionele voedselproductie te kijken.

“Wij eten voedsel, dat komt ergens vandaan en daar willen we iets mee” , dat was het uitgangspunt van Foodprint, en een bezeten fanatiek graven naar de betekenis van “zelf kweken” in de meest brede zin van het woord was het resultaat.

De stad wil bij Foodprint zichzelf niet verlaten of uitbreiden. Het lijkt wel of een tocht naar de boer, de “ander” die produceert tot de conceptuele onmogelijkheden van Foodprint behoort, alsof dat onmiddellijk een corrumperende stap in de richting van “voedsel- vervreemding“ zou betekenen. De wal om de stad lijkt daarmee hoger dan ooit.

Het deed mij ergens vaag denken aan pre- feministische verbeeldingen van seksualiteit: de vrouw steeds als object, nergens als belevend subject. Of aan een aantal vrienden uit Aerdenhout waar ik ooit in mijn studietijd mee omging, en die zelf toegaven altijd zó verlegen te zijn als de loodgieter moest komen of een andere vakman om iets te repareren, dat zij liever maar zelf gingen klungelen met sleutels en soldeerbout, al was er geld zat.

De film van Jan van IJken over de varkenshouderij (op de tentoonstelling helaas zonder geluid) was hiervan een sterk voorbeeld: de commerciële en behoorlijk dieronvriendelijke varkenshouderij werd in prachtige documentaire beelden afgezet tegen het “varkensparadijs”: een opvanghuis voor gezellige huis-varkens die nooit geslacht worden en ook geen biggen hoeven te produceren. Dat die twee werelden, die economische een totaal tegengestelde positie innemen, inhoudelijk ook niets anders met elkaar kunnen dan elkaar bekritiseren, creëert een stad-platteland tegenstelling, waar “zelf kweken” inderdaad de enige oplossing lijkt te zijn.

Kortom: Dit was de meest stadcentrische blik op het produceren van voedsel die ik ooit ben tegengekomen. Petje af!

Maar daarmee heeft Foodprint voor mij niet afgedaan. Kunst werkt goed als het een vrij radicale positie inneemt, en dat doet Foodprint dus. Aanvankelijk ervoer ik het ook echt als plattelands vijandig, maar ik weet niet of ik die positie wil handhaven. De intentie om werkelijk innovatieve projecten op het gebied van stads agricultuur te gaan realiseren en het niet bij ontwerpvoorstellen te laten maakt mij dan ook weer oprecht enthousiast. Wat mij betreft kan het dan weer niet technologisch uitdagend, en stedelijk-zichtbaar-flanerend genoeg zijn.

Ik ben dan ook meteen veel meer nieuwsgierig naar een project als pig- city, en minder naar de volkstuin/volksvlijt -achtige sociale projecten. De voorbeelden van deze laatste die in het historisch overzicht werden gegeven, zijn ook allen min of meer mislukt (heb ik van de panelen zelf geleerd) . Pig-city wil commercieel zijn, groot en werkelijk een substantieel deel van de varkens productie voor Den Haag op zich nemen. Dat niet alleen brutaal het is ook grappig. Een serieuze kritiek op dit project die Debra Solomon mij influisterde: “waarom nu juist varkensvlees produceren terwijl een aanzienlijk deel van de Haagse bevolking moslim is”, moet ik beamen. Dat is jammer. Ik heb mij echter proberen voor te stellen wat het zou betekenen om voor een ander dier te kiezen: kip, koe, konijn, of zelfs kweekzalm, maar het project werd darmee onmiddellijk intuïtief minder interessant, het varken is juist door zijn combinatie van symbolische viesheid, domheid en banaliteit en zijn werkelijke intelligentie en sociale gevoeligheid een uiterst interessant dier om mee te werken in deze context.

En voor een goed kunst project is dat toch het doorslaggevend criterium.


[1] Let Us Now Praise Famous Men is a book with text by American writer James Agee and photographs by American photographer Walker Evans first published in 1941 in the United States. The book depicts rural South America during the depression and was commissioned by Fortune magazine and the Farm Security Administration at the time.

Esther Polak
+31(0)616266385
www.estherpolak.nl




______________________________________________________
* Verspreid via nettime-nl. Commercieel gebruik niet
* toegestaan zonder toestemming. <nettime-nl> is een
* open en ongemodereerde mailinglist over net-kritiek.
* Meer info, archief & anderstalige edities:
* http://www.nettime.org/.
* Contact: Menno Grootveld (rabotnik@xs4all.nl).