Josephine Bosma on Mon, 21 Jan 2002 13:37:01 +0100 (CET) |
[Date Prev] [Date Next] [Thread Prev] [Thread Next] [Date Index] [Thread Index]
[Nettime-nl] de laatste computer |
Aanstaande vrijdag is de duitse criticus en schrijver Tilman Baumgaertel een van de gasten in een panel over kunstkritiek en netkunst in de Balie. In verband daarmee heb ik een korte tekst van hem vertaald voor nettime-nl. Het is snel gedaan en ik ben geen vertaler, dus je zult een beetje door kromme zinnen heen moeten af en toe. De tekst werd geschreven voor de Berliner Biennale 2001. Curator voor deze tentoonstelling was Saskia Bos, die weigerde netkunst in de Biennale op de nemen. De tekst is daarom een soort pleidooi geworden voor het presenteren van netkunst. Baumgaertels definitie van netkunst ("Netkunst gaat over haar eigen medium") onderschrijf ik overigens niet, of alleen gedeeltelijk. Niettemin is dit een aardige tekst, al is het alleen al omdat je hierna heel anders bij de kassa van een museum staat. De laatste computer voor de tentoonstelling Mensen die tentoonstellingen van hedendaagse kunst organiseren doen dit in de regel met behulp van computers en het internet. Mensen die tentoonstellingen bezoeken werken tegenwoordig in de meeste gevallen ook met computers en het internet. In de tentoonstellingen waarin zij hedendaagse kunst willen zien vinden ze echter nauwelijks kunstwerken die zich met computers en het internet bezighouden, laat staan deze als medium gebruiken. De laatste computer die je ziet voor je bij de kunst komt is meestal die bij de kassa. Een bezoek aan zo'n tentoonstelling doet dan ook vaak aan als een reis terug naar een tijd waarin het werken met digitale media nog niet zo vanzelfsprekend was als zij dat intussen geworden is. De meeste presentaties van hedendaagse kunst ontnemen zichzelf daarmee de mogelijkheid kunstzinnige statements over computer- en (inter)netcultuur over te brengen, hoewel we toch nauwelijks kunnen bestrijden dat deze culturen tot de belangrijkste aspecten van onze maatschappij behoren en ze vanwege dat ook onderwerp van het werk van kunstenaars zouden moeten zijn (daarmee is niet gezegd dat het een kwaliteit op zich is als kunstwerken computers en het internet in zich hebben en daarmee kwasi automatisch relevante statements over zich steeds uitbreidende netwerken en digitalisering maken.). De bestaande kunstwerken die zich echter met onze informatiemaatschappij bezig houden werken meestal met haar belangrijkste infrastructuur: het internet. Deze kunstwerken in een tentoonstelling presenteren stelt de organisatoren blijkbaar voor bijna niet op te lossen problemen. Waarom dat zo is heeft Saskia Bos, curator van de 2de Berlijnse Biennale, in een interview verklaard. Ze legt uit waarom ze geen computer- of internetwerken in de tentoonstelling betrokken heeft. In gesprek met het tijdschrift 'Art' zegt ze dat netkunst niet met de manier waarop kunst doorgaans gepresenteerd wordt verenigbaar is: "Er zijn alleen niet van die complexe internetprojecten (in de Berlijnse Biennale JB) - het heeft gewoonweg geen zin met een muis in de hand in de (tentoonstellings) ruimte te staan of in een rij voor een beeldscherm te wachten." Inderdaad is het museum of een gallerie niet de beste plaats om bij een computer te zitten en het internet op te gaan. Maar tegelijkertijd omvatte de Berlijnse Biennale een aantal projecten die ook niet tot de op kunsttentoonstellingen gebruikelijke activiteiten behoren - om juist daardoor zin te hebben (krijgen) als kunstwerk. Daartoe behoorde onder andere Happy Berlin van Surasi Kusolwong, waarbij de bezoekers van de tentoonstelling een thaise massage konden krijgen, Finishing Room, de pastakeuken van Dan Peterman, of het medialab van Superflex. Zelfs in vergelijking met deze werken, die de tentoonstellingslogica van het museum niet bepaald tegemoet komen (en daaruit tegelijkertijd hun spanning halen), stelt netkunst een tentoonstelling op de proef. Het eerste en belangrijkste thema van de netkunst is het internet zelf, en alleen al vanwege het immaterieele niet fysieke 'karakter' van het internet is het moeilijk dit soort kunstwerken in de fysieke ruimte (in RL of Real Life zoals dat in net-kringen wel genoemd wordt) te presenteren. Netkunst gaat over haar eigen medium; ze houdt zich bezig met de specifieke omstandigheden die het internet biedt. Ze onderzoekt de mogelijkheden die ze heeft doordat ze plaatsvindt in dat internet waardoor ze 'netspecifiek' is. Netkunst speelt met de protocollen van het internet, met haar technische eigenaardigheden. Ze buit bekende of onontdekte fouten van dit systeem uit. Ze gaat creatief om met software en de regels waarmee deze functioneert. Ze is alleen zinvol in haar medium, het internet zelf. Daardoor onttrekt ze zich aan immaterieele presentaties in een museum of gallerie. Met dit probleem hebben netkunstenaars de afgelopen jaren steeds weer geworsteld als hun werk op een traditionele tentoonstelling getoond werd. Daarmee is niet gezegd dat netkunst niet in een normale kunstpresentatieruimte getoond kan worden, het is alleen tamelijk moeilijk.... Tegelijkertijd staat netkunst door haar sterke materiaalgebondenheid in de traditie van formalisme dat in de 20ste eeuw zo'n belangrijke rol gespeeld heeft. En juist doordat ze in de traditie van het formalisme staat is het, hoe paradoxaal het ook klinkt, gelukt het terrein dat de moderne kunst beslaat te overschrijden en op een kritische manier te intervenieren waar de beeldende kunst doorgaans niet plaatsvindt. De effecten van deze interventies kunnen wel degelijk ook in de wereld "buiten" het internet reiken. Bij andere media hebben niet ideale presentatiemogelijkheden in de tentoonstellingsruimtes van de Berlijnse Biennale er niet toe geleid dat kunstwerken vanwege hun medium uitgesloten werden van de tentoonstelling: de lange videowerken van Joao Penalva of Christian Jankowski zou je toch het liefst in een geheel verduisterde bioscoop zonder steeds in en uit lopende toeschouwers willen zien. Je vraagt je daarom af waarom het zinvol is in een tentoonstelling een film te zien, terwijl het niet zinvol zou zijn daar een computer te bedienen. Je vraagt je af waarom het zinvol is in een tentoonstelling gemasseerd te worden, terwijl het niet zinvol zou zijn daar "met een muis in de hand te staan". Dat activiteiten als masseren of pasta maken ueberhaupt als deel van een hedendaagse tentoonstelling voor hedendaagse kunst gepresenteerd kunnen worden heeft met het ononderbroken streven van de modernistische avantgarde naar een uitbreiding van het gebied van de kunst te maken. Het verlangen materiaal en media die traditioneel niet als artistiek werden ervaren in de productie van kunst te betrekken komt op zijn vroegst in het tweede decennium van de 20ste eeuw op. Materiaalcollages van Tatlin en Schwitters, cubistische composities van Picasso en Braque betrokken materiaal zoals krantenknipsels en reclamemateriaal, trein- en ansichtkaarten, metaalafval, scherven en snoeren in hun werk. Duchamp, Schamberg of Hausmann zetten banale voorwerpen uit het dagelijks leven om tot kunstwerken. Deze uitbreiding van de handelingsruimte van de kunstenaar, die zich door de hele 20ste eeuw voortzet, werd begeleid door een retoriek over de overschreiding van de grenzen tussen de kunst en het leven zelf. In deze context begonnen kunstenaars na de tweede wereldoorlog ook nieuwe 'gebieden', die door de inwisseling van de industrieele maatschappij voor een informatie maatschappij ontstonden, als locus voor hun werk te noemen. Vooral binnen de systems art en vroege conceptuele kunst probeerden kunstenaars virtuele informatieruimtes en sociale, politieke en economische systemen uit voor hun werk. De resultaten hiervan vaagden meer dan eens de grenzen van traditionele musea en galleries weg. Ook het betrekken van videokunst of van -vaak afgelegen- landschappen in land art stelden de presentatiemogelijkheden van traditionele kunstruimtes zwaar op de proef. Desondanks is het ook voor dit soort werken gelukt adequate presentaties te ontwikkelen - niet in het minst omdat kunst en haar presentatieruimtes elkaar tegemoet kwamen. Terwijl in de jaren 60 moeilijk te presenteren videobanden centraal stonden, werden in de jaren 70 video sculpturen en installaties ontwikkeld die de tentoonstellingsmethodes van musea en galleries sterker tegemoet kwamen. Ook de presentatie van computer en internetkunst stelt traditionele kunstruimtes voor een scala aan problemen. Ten eerste ontbreekt het bij musea en galleries eenvoudigweg vaak aan de noodzakelijke technische infrastructuur (zoals hardware en een internetverbinding) om op computers gebaseerde werken te kunnen presenteren. Veel kunstwerken uit deze omgeving zijn bovendien sterk aan hun medium, de computer, verbonden en dwingen curatoren in hun tentoonstellingsruimtes computers te installeren die zij veelal lelijk en niet passend in een kunstruimte vinden. (Netkunstenares Olia Lialina maakte bij een presentatie de opmerking dat bij tentoonstellingen van haar werk op de toen nieuwe i-mac de computer meer aandacht kreeg dan haar werk.) Vooral de marktgerichte kunstwereld en commerciele galleries hebben tot nu toe ook geweigerd netkunst te tonen omdat ze -niet geheel ten onrechte- vreesden bij netkunst niets te verkopen te hebben. Afgezien van uitzonderingen als bijvoorbeeld Holger Friese, die zijn werk "antworten.de" aan een verzamelaar verkocht, zijn de meeste internetkunstwerken niet alleen in 'opdracht' van de kunstenaar zelf ontstaan, maar zijn ze daarnaast nog in hun eigen "bezit". Ook voor cd-roms en software projecten kan tot nu toe niet veel geld gevraagd worden, want de kunstmarkt is net zo slecht voorbereid op de verkoop van digitale kunst als ze dat was voor de videokunst in de jaren 70 of de presentatie van niet materieele kunstvormen als body art en performance. Een van de weinige grote tentoonstellingen in Duitsland die netkunst getoond heeft was Documenta X in 1997. De manier waarop dat toen gebeurde deed, ondanks de vormgeving door een kunstenaar (Franz West), denken aan een internet cafe. Dit was waarschijnlijk de reden dat Catharine Davids goedbedoelde poging netkunst bij een overzichtstentoonstelling van hedendaagse kunst te tonen voorlopig ook -in Europa tenminste- de laatste was. De tentoonstelling net_condition die eind 1999 in het ZKM (Zentrum fuer Kunst und Medientechnologie) in Karlsruhe geopend werd heeft natuurlijk ook een overzicht over kunst die het internet als medium gebruikt geboden. Maar andere meer traditionele kunstmusea in het duitstalige gebied hebben tegenover netkunst steeds een voorname terughoudendheid opgehouden. Tegelijkertijd vinden in Duitsland met het Transmediale festival in Berlijn en het European Media Art Festival (EMAF) in Osnabrueck belangrijke evenementen plaats waar media- en ook netkunst gepresenteerd wordt. In de VS staat de kunstscene iets meer open voor het nieuwe medium. Total Entertainment Network van het Walker Art Centre in Mineapolis, de Biennale in het jaar 2000 zowel als de tentoonstellingen Bit Streams en Data Dynamics, allen bij het Whitney Museum te New York, als ook 010101 in het San Francisco Moma waren belangrijke presentaties van digitale kunst waar zelfs wat internetkunstwerken in opdracht voor geproduceerd werden. Ook voor detail aspecten van netkunst hebben kleinere tentoonstellingen plaatsgevonden die tonen dat musea wel degelijk succesvol kunnen zijn in het laten produceren en presenteren van netkunst. De volkomen immaterialiteit van netkunst die haar voor galleries, verzamelaars en musea zo moeilijk te bevatten maakt, plus de impliciete afwijzing van een productgeorienteerd kunstbegrip die de meeste netkunstwerken gemeen hebben, zal het ook in de toekomst voor kunstinstellingen moeilijk maken netkunstwerken te tonen. Het is wellicht ook helemaal niet wenselijk de creatieve energie die het internet in de afgelopen jaren in gang gezet heeft weer zonder vragen in de banen van de gewone tentoonstellingskunst te leiden. De traditie van zelforganisatie in de netkunstscene, wat een van haar krachten is, is gelukkig zo uitgesproken dat we er niet voor hoeven te vrezen dat 'de netkunst' zich binnen afzienbare tijd zal beperken tot het maken van museumstukken. Er zijn de laatste jaren trouwens ook enige sculptuur- en installatie georienteerde netkunstwerken ontstaan. De presentatie van dit soort werk wordt eigenlijk alleen in de weg gestaan door de onwil van de meeste curatoren zich met netkunst bezig te houden. Zolang daar niets aan veranderd zal het internet de kunstwereld voorlopig ontwijken terwijl het steeds dieper in het alledaagse leven van veel bewoners van deze planeet geintegreerd is. In samenwerking met kunstenaars moet het mogelijk zijn netkunst in de context van traditionele kunstinstellingen te tonen, als kunst en instituut elkaar, bijvoorbeeld door experimentele presentaties, tegemoet komen. Tilman Baumgaertel. Van Tilman Baumgaertel zijn inmiddels drie boeken verschenen. Zijn eerste boek was een scriptie over het werk van video kunstenaar Harun Farocki. Dit is bij bijvoorbeeld Het Fort van Sjakoo te krijgen. Zijn tweede boek netzkunst 2.0 en het derde netzkunst 3.0 zijn verzamelingen interviews met netkunstenaars ingeleid door Baumgaertel. Netzkunst 3.0 is eind vorig jaar verschenen en bij bijvoorbeeld artbook te krijgen. Hopelijk zal het vrijdag ook mogelijk zijn zijn boeken aan te schaffen. We hopen dat ook Sarah Cook, een van de andere sprekers, een aantal exemplaren van Vuk Cosic's Net.Art Per Me (verschenen op de Biennale van Venetie) meeneemt voor verkoop. Genoeg reclame nu ;) * ______________________________________________________ * Verspreid via nettime-nl. Commercieel gebruik niet * toegestaan zonder toestemming. <nettime-nl> is een * open en ongemodereerde mailinglist over net-kritiek. * Meer info, archief & anderstalige edities: * http://www.nettime.org/. * Contact: Menno Grootveld (rabotnik@xs4all.nl).